Op 29 maart 2007 was ik uitgenodigd voor een hoorzitting van
de commissie Leefmilieu in het Vlaams Parlement. De commissie wou mijn mening
horen over het versterkt broeikaseffect en de gevolgen voor België.
Ondertussen zijn er verschillende klimaatrapporten van het KMI verschenen.
Het is nu (2022) heel zeker dat de mens verantwoordelijk is voor de snelle klimaatveranderingen. De nieuwe rapporten van het IPCC zijn overduidelijk.
Hoorzitting over de problematiek van de klimaatverandering
Vergadering van 29 maart 2007
- Voorzitterschap van de heer Marc Van den Abeelen
DE HEER FRANK DEBOOSERE, WEERMAN VRT
De heer Frank Deboosere, weerman VRT: Vooreerst wil ik u danken voor de uitnodiging.
Ik ben erg vereerd dat ik hier vandaag het woord mag voeren, maar u moet begrijpen
dat ik absoluut geen expert inzake klimaatverandering ben. Ik ben een weerman,
die al 20 jaar probeert zijn werk te doen en zijn verantwoordelijkheid te nemen.
Daarom probeer ik u zo duidelijk mogelijk mijn visie op klimaatverandering weer
te geven.
We zitten duidelijk met een
probleem. De temperatuurmetingen van de NASA, die worden bijgehouden in het
GISS (Goddard Institute for Space Studies), tonen een warme periode die duurde
tot 1940, gevolgd door een relatieve afkoeling tot 1980, die waarschijnlijk
werd veroorzaakt door heel veel fijn stof in de atmosfeer. Na 1980 ziet men
de temperatuur spectaculair stijgen. Het warmste jaar tot nu toe was 2005 met
14,63°. Het koudste jaar sinds we rechtstreekse metingen hebben, is 1917 met
13,60°. Op die tijd is de gemiddelde wereldtemperatuur dus met ongeveer één
graad gestegen (zie Klimaat aarde).
Vergelijking leert dat de temperatuurstijging
niet overal even fel is. Uit het laatste rapport van het IPCC, dat zonet verschenen
is, komt naar voren dat de opwarming vooral in de poolstreken veel groter is
dan op de volledige aarde. Op de grafiek met de verschillen met 1961-1990 ziet
men voor het land boven 65° noorderbreedte een stijging van 1° tot 2°, terwijl
die voor de hele globe slechts 0,2° tot 0,4° bedraagt. Het is duidelijk dat
vooral de meer naar de pool toe gelegen streken de voorbije decennia onderhevig
zijn geweest aan temperatuurstijgingen. Het is dus niet meteen juist om te zeggen
dat het in België sneller gaat dan op een andere plek ter wereld. Men komt grotere
verschillen tegen als men noordelijker gaat.
In elk geval ziet men in allerlei
waarnemingen dat er toch wel een en ander aan de hand is. De sneeuwbedekking
vermindert geleidelijk en de oppervlakte van het zee-ijs in de poolzee verkleint
geleidelijk. Dat zijn inmiddels bekende statistieken, maar het IPCC heeft ook
verder gerekend naar de toekomst, rekening houdend met verschillende scenario's.
Men ziet dat voor de hele wereld in een laag scenario toch een gemiddelde stijging
van 1,8° verwacht wordt tegen 2100 en in een hoog scenario 4,0°.
In vergelijking met het vorige
rapport van de IPCC zijn die uitersten enigszins naar elkaar toe gegroeid. De
bovenste onzekerheden zijn wat bijgesteld naar onder toe en de onderste grens
is wat bijgesteld naar boven, wat erop wijst dat de klimaatmodellen in weerwil
van de blijvende onzekerheid toch betrouwbaarder zijn geworden. Ze beginnen
meer en meer te convergeren binnen nog altijd vrij grote grenzen naar een min
of meer gemiddelde.
In het toekomstbeeld is de stijging
van de temperatuur in de 21ste eeuw het grootst over land en op hoge noorderbreedte.
De poolgebieden zijn met andere woorden extra gevoelig voor klimaatschommelingen.
Hoe zuidelijker men gaat en hoe dichter men bij de evenaar komt, hoe minder
men verwacht dat de stijging de pan zal uitswingen.
Het IPCC is ook gaan kijken
naar veranderingen in neerslaghoeveelheid. Op dat punt is het beeld ingewikkelder.
Het blijkt op dit ogenblik, alle satellieten en supercomputers ten spijt, nog
zeer moeilijk om zelfs nog maar een gemiddeld idee te hebben van hoeveel neerslag
die er in de wereld valt. Toch verwacht men vooral op hogere breedte een
toename van de neerslag en minder neerslag in subtropische landgebieden, waarbij
België ergens tussen de twee hangt. Op de wereldkaart in het IPCC-rapport met
de voorspelde neerslagveranderingen voor de maanden december, januari en februari
merken we dat men verwacht dat in de wintermaanden ook op onze gematigde breedte
wat zal toenemen. Op die voor juni, juli en augustus ziet men dat we in de zomermaanden
zouden kunnen geconfronteerd worden met grotere droogte, maar dat geldt nog
veel meer voor de landen rond de Middellandse Zee.
Het IPCC heeft in zijn toekomstvoorspelling
gekozen voor een terminologie die voor iedereen begrijpelijk is: zeer waarschijnlijk
(meer dan 90% kans) en waarschijnlijk (meer dan 66% kans). Het gaat natuurlijk
om een afweging tussen wetenschappers. De ene wil wat meer, de andere wat minder.
Opvallend in vergelijking met het vorige rapport is dat men voor een aantal
voorspellingen is gegaan van waarschijnlijk naar zeer waarschijnlijk. Dat is
bijvoorbeeld het geval voor een hogere frequentie van warmte, hittegolven en
hevige neerslag.
Ook voor de wereldwijde zeespiegelstijging
zijn de marges kleiner geworden. In het vorige rapport zat die nog tussen 9
en ongeveer 80 centimeter, terwijl we nu naar waarden gaan tussen 18 en 59 centimeter.
Vooral de Noordpool zou een probleem zijn. Men moet daarbij wel opmerken dat
het daar vooral gaat over zee-ijs. Als het smelt, heeft dat in principe niet
zo veel effect op de stijging van het zeewaterpeil. De stijging van de zeespiegel
is vooral te wijten aan de thermische uitzetting van water. Als water warmer
wordt, zet het namelijk uit. Het grote probleem, verder in de toekomst, is wel
het landijs, meer bepaald op Groenland.
Zeer waarschijnlijk is verder
dat de Warme Golfstroom vertraagt. Dat is een venijnig effect, want hij zorgt
er thans voor dat de winters in Europa, in vergelijking met andere gebieden
op dezelfde breedte, veel zachter zijn. Als hij inderdaad in de volgende eeuw
of eeuwen stilvalt, zou dat bij ons koudere winters kunnen veroorzaken, zegt
het IPCC, maar het vermeldt er meteen bij dat ook voor de Atlantische regio
een gemiddelde stijging van de temperatuur wordt verwacht.
De verre toekomst is nog veel
minder rooskleurig, vanwege bepaalde na-ijleffecten. Zelfs als we erin slagen
de koolstofdioxide-uitstoot min of meer te beperken, dan nog is het heel goed mogelijk dat
de broeikaseffecten eeuwen doorgaan. Het is niet onmogelijk dat de Groenlandse
ijskap gesmolten is tegen het jaar 3000. Als dat gebeurt, stijgt de zeespiegel
6 tot 7 meter boven het huidige niveau.
Deze niet zo goede vooruitzichten
gelden voor de hele wereld. Ik wil wel op een aantal blijvende onzekerheden
wijzen. Een daarvan is de zon. Toevallig komt vandaag een rapport uit van de
Europese Ruimtevaartorganisatie waarin men stelt dat de zon verandert over de
eeuwen en dat zij meer dan waarschijnlijk voor de kleine ijstijd verantwoordelijk
was die onder meer op de schilderijen van Breugel wordt afgebeeld. Mogelijk
hebben Deense onderzoekers een verband gevonden tussen het optreden van kosmische
straling, die ervoor kan zorgen dat er wolken gevormd worden, en het al dan
niet tegenwerken hiervan door de zon.
Bijkomend probleem is dat we
nog altijd niet goed weten wat er gaat gebeuren met de gemiddelde bewolking.
Een model met veel lage of een met veel hoge bewolking maakt voor de evolutie
van het klimaat een enorm verschil. Verder kunnen we vulkaanuitbarstingen absoluut
niet inschatten. Ook het voornoemde stilvallen van de Warme Golfstroom maakt
de zaak nog moeilijker.
Het is in feite een heel complex
geheel, met als groot schrikbeeld dan nog Antarctica. Daarvan wordt in het IPCC-rapport
gezegd dat het in se geen probleem is als daar enkele graden bijkomen, want
men blijft er hoe dan ook onder nul. Wel is het zo dat het dan een beetje vochtiger
wordt, waardoor het meer kan gaan sneeuwen en de ijslaag dikker wordt. Critici
zeggen dat men er rekening moet mee houden dat het ijs aan de randen afkalft,
waardoor er toch meer landijs in de zee terechtkomt. Het centrale deel van Antarctica
doet op dit ogenblik echter nog niet mee aan de opwarming.
Ook het fijne stof blijft een
probleem. Vooral in het noordelijke halfrond zorgt het voor de afremming van
het zonlicht, met afkoeling, ook 'global dimming' genoemd, tot gevolg. Maar
fijn stof is uiteraard niet gezond. Als we het wegnemen uit de atmosfeer is
dat goed nieuws voor onze longen, maar op korte termijn niet voor het klimaat,
want dat gaat nog sneller opwarmen.
Om het verschil te maken met
de andere sprekers wil ik een en ander toepassen op de situatie hierbij ons.
De jaartemperatuur in Ukkel vertoont een serieuze stijging van 1833 tot 2006.
Ik wijs erop dat in de grafiek gebruik wordt gemaakt van gemiddelden én lopende
gemiddelden over 30 jaar. Dat laatste cijfer is niet toevallig, want klimaat
wordt gedefinieerd als alle weerparameters gedurende 30 jaar. Het is opvallend
dat er een heel groot verschil is tussen het warmste jaar ooit (2006), met een
gemiddelde jaartemperatuur van 11,4°, en het koudste (1879) sinds het begin
van de rechtstreekse waarnemingen in 1833, dat een gemiddelde jaartemperatuur
van 7,0° had (zie Jaargemiddelden Ukkel).
Het KMI (Koninklijk Meteorologisch
Instituut van België) heeft zelf niet berekend hoe het klimaat bij ons zal evolueren.
Een studiebezoek de voorbije weken aan het Koninklijk Nederlands Meteorologisch
Instituut (KNMI) in De Bilt, waar men geregeld aan klimaatrapportering doet,
leerde mij dat men daar wel vier scenario's heeft uitgewerkt: een gewoon en
een warm scenario zonder wijzigingen in de luchtstromingspatronen (G en W),
en een gewoon en een warm scenario met wijzigingen in de luchtstromen (G+ en
W+). Het in rekening brengen van de wijziging in de luchtstromen is gebaseerd
op de vaststelling dat we de voorbije jaren verhoudingsgewijs veel meer luchtstromingen
uit het zuiden en het westen krijgen, dus de warme kant. Men is op dit ogenblik
volop aan het zoeken of er een rechtstreeks verband is met het broeikaseffect
of niet. Is de samenloop toevallig of niet?
In het gewijzigde luchtstromingspatroon
is men ervan uitgegaan dat er in de zomermaanden meer oostcirculatie zal zijn
en in de wintermaanden meer westcirculatie. Dat heeft gevolgen. Uit de vier
analyses van het KNMI komt in elk geval duidelijk tot uiting dat in de 21ste
eeuw de opwarming zich zal doorzetten en dat we vaker zachte winters en warme
zomers gaan meemaken.
De gemiddelde neerslag in Ukkel,
waarover ook gegevens beschikbaar zijn van 1833 tot 2006, blijkt heel veranderlijk
te zijn van jaar tot jaar. Het is veel moeilijker om daarin dingen te onderscheiden.
Neerslag is een heel grillig gegeven, niet alleen in de tijd maar ook in de
ruimte. Zij verschilt sterk van plaats tot plaats. Helaas beschikken we niet
over een even lange waarnemingsreeks voor bijvoorbeeld Kleine Brogel, maar zeker
voor wat betreft het aantal zomerbuien en andere uiterst plaatselijke fenomenen
zou men grote verschillen kunnen vaststellen. Eén hevige plensbui kan een verschil
van 100 millimeter betekenen. Het droogste jaar ooit was 1921 met zeer grote
problemen. Ook 1976 was zeer droog. Zeer natte jaren waren bijvoorbeeld 2001
en 2002. Men hoeft daar niet meteen het begin van een trend in te zien, want
de evolutie van de neerslag blijkt toch veel moeilijker in te schatten (zie Jaargemiddelden Ukkel).
Als we de neerslaghoeveelheid
opsplitsen volgens winter (de maanden december, januari en februari) en zomer
(juni, juli en augustus), stellen we vast dat er in de wintermaanden een tendens
is naar een stijging van de gemiddelde neerslaghoeveelheid (zie Wintergemiddelden Ukkel). Maar door de grote
verschillen van jaar tot jaar blijft het koffiedik kijken. De natste winter
ooit was 1994-1995. Voor de zomerneerslag zijn de verschillen zo mogelijk nog
groter. Men kan niet echt spreken van een duidelijke verandering (zie Zomergemiddelden Ukkel).
Als men de KNMI-scenario's op
deze gegevens loslaat, stelt men vast dat in hun regionale klimaatrapporten,
die in feite gelden voor het hele Maas-, Rijn- en Scheldebekken, dat de winters
gemiddeld natter zullen worden en dat de extreme neerslaghoeveelheden kunnen
toenemen. Verder zal de hevigheid van extreme regenbuien in de zomer toenemen,
maar zal het aantal zomerse regendagen wel verminderen. Men verwacht dat wij
zouden kunnen geconfronteerd worden met zomers met langere droge perioden, waarbij
het op het ogenblik dat wél regent ineens heel hard en heel veel regent.
Hoe zit het met de zonneschijnduur?
Dat we op weg zijn naar het klimaat van de Provence, moet men vergeten. Dat
is immers absoluut niet waar. In het midden van de 20ste eeuw waren de zomers
bij ons gemiddeld veel zonniger dan de huidige. Er zijn natuurlijk uitzonderingen,
maar in het zonnigste jaar ooit (1959) komen we aan 2336 uren zonneschijn voor
Ukkel, terwijl bijvoorbeeld Nice er elk jaar 2400 haalt (zie Jaargemiddelden Ukkel).
Uit de volgende grafiek, met
de gemiddelde jaarlijkse windsnelheid in Ukkel van 1879 tot 2006, blijkt dat
sinds de jaren veertig de gemiddelde windsnelheid in Ukkel serieus is afgenomen.
Belangrijke factoren zijn echter: de bomen zijn gegroeid en de invloed van de
stad speelt (zie Windklimaat: een speciaal geval). Landelijke stations, ook in Nederland, geven evenwel aan dat de
gemiddelde windsnelheid de afgelopen decennia ook daar wat afnam. Dat lijkt
in overeenstemming te zijn met wat het IPCC zegt over het opschuiven van de
stormbanen naar een meer noordelijke breedte, waardoor wij er minder mee te
maken krijgen. Het rapport van het KNMI geeft hetzelfde aan: geleidelijk aan
minder windsnelheid. In de toekomstprojectie besluit het KNMI voorzichtig dat
de berekende veranderingen in het windklimaat klein zijn ten opzichte van de
natuurlijke grilligheid.
Ik ben lange tijd een kritische
waarnemer geweest inzake klimaatverandering en mensen hebben mij dat soms kwalijk
genomen. Ik doe niets anders dan alles zo goed mogelijk vertalen naar het grote
publiek en wat dat betreft is het zo dat het KMI lange tijd zeer kritisch naar
alles heeft gekeken. Anno 2002 behoorde bijvoorbeeld volgende zinsnede tot het
standpunt van het KMI over de IPCC-scenario's: "… Deze scenario's hebben bijgevolg
slechts een geringe wetenschappelijke waarde. Toch gebeurt het regelmatig dat
de meest dramatische scenario's - die temperatuurstijgingen aangeven van meer
dan 5° - voorgesteld worden als realistische voorspellingen van wat de mensheid
in de 21ste eeuw te wachten staat". Dit citaat om te illustreren dat ik echt
niet alleen stond met mijn scepticisme, al wil ik mijn verantwoordelijkheid
niet ontlopen. Het is trouwens zo dat er op dit ogenblik, ook al is er een algemene
consensus bij wetenschappers dat de klimaatswijziging voor een heel groot stuk
menselijke oorzaken heeft, nog altijd wetenschappers zijn die dat tegenspreken.
Tot slot toon ik u nog in detail
de gegevens die het KNMI berekende voor de vier scenario's tot 2050. De cijfers
in de tabel zijn duidelijk.
Vragen en opmerkingen van de leden
De heer Rudi Daems: Ik stel vast dat de houding van het KMI de laatste jaren
enigszins gewijzigd is. Wat heeft het instituut ertoe aangezet zijn positie
op te schuiven in de richting van een verklaring door menselijke factoren?
U zegt terecht dat onder meer
dankzij de computermodellen de range van de verwachte zeespiegelstijging kleiner
is geworden. De maximale stijging is naar onder bijgesteld. Maar ik lees hier
en daar dat daarbij niet echt rekening wordt gehouden met zeer plotse wijzigingen
in bijvoorbeeld het afsmelten van de Groenlandse ijskap. Is dat correct?
Begin deze week was er een bericht
van onder meer KMI waarin stond dat in West-Europa de laatste 20 jaar feller
is gestegen dan in de rest van de wereld. Wat zijn de mogelijke verklaringen?
De grafieken over de neerslag
en de dalende windsnelheid waren verrassend. Professor van Ypersele zei namelijk
eerder in deze commissie dat er wel een forse toename van de kans op orkanen
en stormen is. Blijkbaar blijven wij daarvan gespaard. Wat zijn daarvan de oorzaken?
Gesteld dat we effectief in
de dramatische toestand terechtkomen van een zeespiegelstijging die dicht bij
het geschatte maximum zit, zijn de lage landen zoals Nederland en België daar
dan op voorbereid? Het beleid leverde belangrijke inspanningen, onder meer met
het Sigmaplan en de inrichting van overstromingsgebieden, maar mijn aanvoelen
is dat in extreme situaties een verdergaande vorm van adaptatiebeleid nodig
is. Vooral Nederland en Groot-Brittannië zijn dat trouwens al aan het voorbereiden.
De heer Frank Deboosere: Ik herhaal dat ik als weerman vooral de vertaler naar
het grote publiek ben. In het KMI wordt op dit ogenblik nog altijd gewerkt aan
de officiële klimaatrapportering. Wat daarover al in de pers lekte, is volgens
het KMI voorbarig. Zij zien natuurlijk dat er een en ander verandert en de film
van Al Gore laat zijn sporen na. Ik vermoed dat dit zeker meespeelt in de wens
om de kop niet in het zand te steken en mee te willen zijn. Maar het is wellicht
beter om die vraag aan de mensen van het KMI zelf voor te leggen.
De verwachting is niet meteen
dat de Groenlandse ijskap op 100 jaar zou wegsmelten. Dat zit er niet in. Het
probleem met de zeespiegelstijging is dat er een heleboel terugkoppelingseffecten
zijn, negatieve en positieve. Er zijn bovendien effecten die, eens ze in gang
zijn gezet, elkaar versterken. Ik geef een voorbeeld van positieve terugkoppeling:
als de noordelijke of Groenlandse ijskap begint weg te smelten, vermindert het
albedo-effect, met andere woorden de weerkaatsing van de zonnestralen in de
ruimte. De aarde kan daardoor meer warmte opslaan, wat het smelten zelf versnelt.
Het IPCC is op dat punt duidelijk.
Men wil een slag om de arm houden door te stellen dat het klimaat vreemde bokkensprongen
kan maken. De toename in België van westelijke en zuidelijke luchtstromingen
gedurende het laatste jaar is daarvan trouwens een voorbeeld. Op dit ogenblik
is het nog niet duidelijk of dit rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt
me het gewijzigde klimaat. Het KNMI in De Bilt voert daar op dit ogenblik onderzoek
naar, maar is er nog niet volledig uit.
In het IPCC-rapport wordt inderdaad
gesteld dat orkanen zouden toenemen, maar orkanen komen in België voorlopig
niet voor. Voorlopig zitten we dus veilig wat dat betreft. Ik wijs er trouwens
op dat hierover binnen het IPCC serieus wordt gebakkeleid. Een van de twee wetenschappers
die daar iets over te zeggen had, de heer Landsea, nam precies ontslag omdat
hij het niet eens was met de conclusie over de verwachte toename. De andere
strekking, die van de heer Trenberth, heeft het daar gehaald.
In het rapport is ook sprake
van de mogelijkheid van het optreden van superstormen, zoals Lothar in 1999
of zoals in 1990, toen dus 25 januari en eind februari heel veel stormen bij
ons woedden. Ook toen zij men dat dit het begin was van veel meer, maar het
is weer stilgevallen. Algemeen gesproken ben ikzelf terughoudend bij het statistisch
verwerken van extreme gebeurtenissen. Zij zijn immers moeilijk voorspelbaar.
Maar wanneer wordt uitgegaan van gemiddelden, zoals voor de temperatuur, kan
men er niet naast kijken dat er een stijging is. Daar leg ik mij dan ook bij
neer.
De heer Rudi Daems: Is uw aanvoelen dat ons land voorbereid is op een situatie
waarin het maximale geschatte plafond van de zeespiegelstijging wordt bereikt?
De heer Frank Deboosere: Daar heb ik totaal geen idee van. Wat we zelf willen
doen, is het publiek zo veel mogelijk bewust te maken van de problematiek en
ervoor zorgen dat ze zelf hun steentje bijdragen. Dat zal de volgende maanden
heel duidelijk blijken.
De heer Karlos Callens: Een paar maanden geleden kwamen de Europese weermannen
en -vrouwen samen over dit onderwerp. Kunt u ons vertellen wat daar naar voren
is gebracht met betrekking tot de verantwoordelijkheid van de weerman? Over
welke specifieke mededelingen in het weerbericht gaat het? Wat mag of moet de
weerman of weervrouw zeggen of niet zeggen?
U hebt als weerman veel contacten
met het publiek. Een van de oplossingen die in de beleidsmatige aanpak opduikt,
is aandringen bij de weermannen om de mensen meer te motiveren. Hoe schat u
zelf het belang in van uw uitspraken voor het gedrag van de mensen? Wat waren
de reacties tot nu toe?
De heer Frank Deboosere: De weerman opereert onafhankelijk en dat vind ik ook
belangrijk. Wat we proberen te doen, is de klimatologische gegevens zo veel
mogelijk te laten doorsijpelen naar het grote publiek, op maandelijkse basis.
Ik ben van plan voortaan elke maand grafieken als degene die ik vandaag presenteerde
in het weerbericht te brengen. De enige manier om de mensen op hun verantwoordelijkheid
te wijzen is er steeds op blijven hameren. Men moet er bezig over blijven. Wendingen
als "niet normaal voor de tijd van het jaar" of "veel te zacht voor de tijd
van het jaar" zal men mij heel vaak horen zeggen.
Ik geloof niet dat we nog meer
moeten gaan institutionaliseren, met nog een pictogram erbij naast de waarschuwing
voor ozon, uv-stralen of pollen. Ik kreeg op een bepaald ogenblik de vraag om
een pictogram te tonen om de mensen ertoe aan te zetten voldoende te drinken.
Het heeft volgens mij echter veel meer effect dat ik, als het meer dan 30° is,
het weerbericht afsluit met een groet terwijl ik een glaasje water drink. Het
is inderdaad zo dat er serieus naar weermensen wordt geluisterd, al zou ik dat
ook niet overdrijven. Er was heel veel goodwill toen werd gevraagd om vijf minuten
het licht uit te doen en de temperatuur een graadje lager te zetten, maar ik
stel vast dat een paar weken later de snelheidsbeperking bij het fijnstofalarm
al veel minder positief werd aangevoeld door het publiek en dat men liever de
zwarte piet naar iemand anders doorschoof.
Onze rol moet er daarom een
zijn van het voorbeeld te geven. Ik kom sinds twee jaar met de fiets werken
en doe jaarlijks 7000 kilometer met de fiets. Ik hoop heel stiekem dat dit af
en toe in de media komt. Doemdenken is fout maar de mensen wijzen op hun verantwoordelijkheid
en hun duidelijk maken dat men met kleine ingrepen het verschil kan maken zonder
comfort te verliezen, is dat niet. Energie besparen is goed voor je portemonnee
en fietsen is ook nog eens goed voor je gezondheid. Als ik die boodschap kan
overbrengen, ben ik al heel tevreden.
De heer Erik Matthijs: U zegt dat de opwarming in de poolstreken groter is dan
elders. Is daar een verklaring voor?
Onlangs lazen we dat de temperatuurstijging
de laatste 30 jaar in België door onder meer de bevolkingsdruk dubbel zo groot
is als in de omringende landen. Maar dat schijnt volgens u niet te kloppen?
De gevolgen van de verhoogde
koolstofdioxide-emissie zouden door de na-ijleffecten nog eeuwen kunnen doorgaan, ook bij
beperking van de uitstoot. Hoe groot zijn die gevolgen?
De heer Frank Deboosere: Er wordt aangenomen dat, eens men bepaalde grenzen
heeft overschreden - zoals een stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde
met 2°, bepaalde dingen niet meer terug te dringen zijn. Als de Noordpoolkap
smelt, zal die er niet snel terug zijn. Het feit dat we dan meer zonnewarmte
capteren in plaats van rechtstreeks terug te stralen, kan ons nog heel zuur
opbreken. De oceanen zijn immers warmtebuffers. De warmte blijft daar heel lang
hangen, maar op termijn gaan ze haar toch weer afgeven. Daarom dus stelt het
IPCC dat de na-ijleffecten nog een aantal eeuwen kunnen blijven doorgaan.
Het is niet zo dat alleen in
België de temperatuur sneller is gestegen dan het gemiddelde. Dat is namelijk
ook het geval in de omringende landen. In Nederland bijvoorbeeld is de stijging
vergelijkbaar met de onze. Het broeikaseffect speelt daar mee, maar ook veranderde
luchtstromingspatronen waarvan we niet weten of ze rechtstreeks of onrechtstreeks
aan dat effect zijn toe te schrijven.
De polen zijn veel meer gevoelig
voor temperatuur- en klimaatschommelingen. De industriële gebieden in het noordelijke
halfrond lopen soms een beetje achter door de productie van fijn stof. Dat is
boven de polen minder het geval. Voorts weet ik zelf niet meteen een verklaring,
maar het wordt wel degelijk vastgesteld.
De heer Pieter Huybrechts: Dat een en ander aan het klimaat aan het veranderen
is, kan iedereen vaststellen. Maar is het werkelijk mogelijk over een relatief
korte periode - 170 jaar statistische gegevens - te spreken van een algemene
klimaatswijziging?
De heer Frank Deboosere: Ik denk van wel. We komen uit een koude periode in
de 19de eeuw, maar stellen vast dat het op dit ogenblik toch vrij snel gaat,
en dat verhoudingsgewijs veel sneller dan in het verleden. Zeker voor de temperatuurstijging
kan ik die vraag positief beantwoorden.
De heer Pieter Huybrechts: Kan het geen tijdelijke schommeling zijn die 50,
60 jaar aanhoudt?
De heer Frank Deboosere: Er zijn perioden geweest dat het op aarde even warm
was. Men spreekt over het klimaatoptimum in de vroege middeleeuwen. De schaarse
gegevens die we daarover hebben, de zogeheten 'proxy data', geven aan dat die
veranderingen geleidelijker verliepen, terwijl het nu heel snel lijkt te gaan.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Ik stel vast dat u een vrij kritische houding
hebt. Welke zekerheid is er dat de klimaatswijziging niet enkel veroorzaakt
wordt door de koolstofdioxide-uitstoot? Wat denkt u van het Kyotoprotocol?
De heer Frank Deboosere: Er zijn een heleboel natuurlijke oorzaken die maken
dat het klimaat verandert. Dat gebeurt ook zonder de mens. Dat was in het verleden
zo en dat zal ook in de toekomst zo zijn. De zon speelt een rol, evenals vulkaanuitbarstingen.
De menselijke factor is daar nu bijgekomen en die maakt het geheel enigszins
onzekerder. De klimaatmodellen geven aan dat de menselijke factor belangrijker
wordt.
Los van de onzekerheid, lijkt
mij een idee als het Kyotoprotocol - dat absoluut niet ver genoeg gaat en niet
meer dan een begin is - een heel goede aanzet. We zitten op dit ogenblik te
veel met een industrie en met energie die afhangen van bronnen die we zelf niet
kunnen controleren. Vlaanderen of België gaan niet meteen het verschil maken,
maar als men in Europees verband zegt dat men tegen 2020 samen 20% minder wil
uitstoten, neemt men een voorsprong ten opzichte van de andere landen. Ik denk
dat de overschakeling op een koolstofdioxide-arme economie ons op iets langere termijn zeker
geen windeieren zal leggen, want omschakelen zullen we in ieder geval moeten
doen, al was het alleen maar omdat de fossiele brandstoffen eindig zijn.
Ik wijs er nogmaals op dat er ondertussen verschillende klimaatrapporten van het KMI
verschenen zijn.
Het is nu (2022) heel zeker dat de mens verantwoordelijk is voor de snelle klimaatveranderingen. De nieuwe rapporten van het IPCC zijn overduidelijk.
Terug naar vorig menu
Statistieken:
Online: 32
Vandaag: 775
Laatste week: 7358
Pagina's: 40717770
sinds 15 aug 2010