Hoe kan je hoeken meten aan de hemel?
Afstanden schatten aan de (nacht)hemel is onbegonnen werk. Enkele voorbeelden: een
vallende ster bevindt zich op een hoogte van enkele tientallen km boven het
aardoppervlak. De maan staat gemiddeld op 384.000 km. De sterren bevinden zich vele lichtjaren van ons vandaan,
dat is veel, veel meer dan
1.000.000.000
kilometer.
Toch krijg ik geregeld waarnemingen toegestuurd van mensen die beweren dat een vuurbol op enkele meter van hen is gepasseerd en dat de bolide een diameter had van 10 cm. Anderen zagen dezelfde vuurbol als een gigantische ster van wel 100 meter. Dit zijn goedbedoelde metingen, maar voor de
astronomen zijn ze waardeloos.
Het enige wat we als waarnemer kunnen doen, is hoeken bepalen. Van de horizon tot aan het zenit (het punt pal boven je hoofd) is een hoek van
90 graden.
De poolster staat in België altijd in het noorden op een hoogte van ongeveer 51 graden.
Er zijn enkele hulpmiddelen die je helpen om hoekdiameters te schatten. De
zon en de
volle maan hebben een hoekdiameter van een halve graad.
Als je je arm strekt en je vuist balt, bekom je een hoek van ongeveer 8 graden.
Strek je je hand wijd open en hou je je arm gestrekt, dan is er tussen duim en pink ongeveer
20 graden. Op die manier kan je bijvoorbeeld de kleine kring rond de zon of de maan herkennen.
De Grote Beer is één van de gekendste sterrenbeelden die in onze streken altijd zichtbaar is. De hoekafstanden tussen de verschillende sterren
van de Grote Beer
kunnen je helpen om goede waarnemingen te doen.
Tussen de "opeenvolgende" sterren van het sterrenbeeld Cassiopeia (het sterrenbeeld in de vorm van een letter W) is telkens een afstand van
ongeveer 5 graden. De hoekafstand tussen de heldere sterren Sirius en
Betelgeuze aan de wintersterrenhemel bedraagt ongeveer 27 graden.
Statistieken:
Online: 40
Vandaag: 719
Laatste week: 7.339
Pagina's: 40.717.632
sinds 15 aug 2010