Hoe wordt de temperatuur gemeten?
Het lijkt supersimpel: hang een thermometer buiten en je weet hoe warm of hoe koud het is.
Probleem is dat we enkel de luchttemperatuur willen meten en niets anders. Een thermometer die in de zon hangt,
zal ook de stralingswarmte van de
zon
registreren. Op die manier worden soms temperaturen van meer dan 60 graden gemeten...
Een thermometer moet dus in de schaduw hangen. Hij moet zelfs voortdurend in de schaduw hangen, want een muur die naar het oosten gericht is,
zal de zonnewarmte van de ochtenduren nog lang laten nazinderen en ook dat wordt door de thermometer opgepikt.
De Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) heeft bepaald dat de temperatuur wordt gemeten in goed geventileerde
gesloten thermometerhutten
die (in het noordelijk halfrond) openen aan de noordkant. De hut moet staan op een kort gemaaid grasveld. De thermometer moet hangen op een hoogte
van 1,5 meter.
Het lijkt een nodeloos ingewikkelde definitie, maar het is uiterst belangrijk. Anders kunnen we de metingen niet vergelijken of uitspraken doen
over het
veranderende klimaat.
Veranderende waarnemingsomstandigheden
Het is heel moeilijk om de waarnemingsomstandigheden constant te houden in de tijd. Van
1833 tot 1890 gebeurden de Ukkelse waarnemingen in
Sint-Joost-ten-Node, waar het weerkundig observatorium eerst gevestigd was.
In de loop der jaren is de Brusselse agglomeratie gegroeid,
waardoor een hitte-eilandeffect (Urban Heat Island) ontstond: beton, asfalt en bakstenen houden vooral op zomernachten de warmte veel langer vast.
Tot mei 2006 werden de dagelijkse maximumtemperaturen gemeten met een kwikthermometer.
Voor de minima werd een alcoholthermometer gebruikt.
Sinds juni 2006 is men overgeschakeld op automatische sensoren die doorlopend de temperatuur meten.
Je kan dus niet zonder meer de temperatuurgegevens van 1833 vergelijken met die van de 21-ste eeuw. Er moeten correctiefactoren worden toegepast om
alle systematische fouten zoveel mogelijk te elimineren. Het homogeen maken van de gegevens is een heel lastig werk. Gelukkig beschikken we
over veel waarnemingsgegevens.
Daardoor beschikken we over dagelijkse temperatuurmetingen die vanaf januari 1892 nauwkeurig zijn tot op 0,1°C.
Bijkomende moeilijkheid is dat er een verschil is tussen de synoptische waarnemingen en de
klimatologische
waarnemingen.
Bij synoptische waarnemingen wordt de maximumtemperatuur berekend uit waarden die uitgemiddeld worden over
een tijdspanne van een minuut. Een klimatologische maximumtemperatuur wordt bepaald over een tijdsinterval van
tien minuten, om atmosferische turbulentie te verminderen. De klimatologische maximumtemperatuur ligt soms
enkele tienden van een graad lager dan de synoptische maximumtemperatuur.
Het is één van de redenen waarom het mijns inziens beter is om niet te orakelen over individuele
temperatuur-dagrecords.
In de klimatologie kijken we o.a. naar het aantal
ijsdagen,
vorstdagen,
lentedagen,
zomerdagen en
tropische dagen.
Statistieken:
Online: 32
Vandaag: 886
Laatste week: 7.403
Pagina's: 40.718.025
sinds 15 aug 2010