Wat is het belang van het weer in een Tsjernobyl-ongeval?
Bij de berekening van een
radioactieve wolk
staat de meteorologie centraal. Op het K.M.I. bestaat dan ook een speciaal noodplan dat in werking treedt bij een groot nucleair incident.
Met behulp van speciale simulatieprogramma's kan men nu bliksemsnel uitrekenen welk traject een radioactieve wolk zal aandoen en in welke mate de wolk verdunt in de atmosfeer.
Radioactieve deeltjes zijn voor hun horizontale verplaatsing immers quasi volledig afhankelijk van de wind. Regen brengt de radioactieve verontreiniging op de bodem (de zgn. wash-out).
Voor meteorologen was
Tsjernobyl
dan ook een uniek experiment, hoe cynisch dit ook kan klinken. Voor het eerst kon men atmosferische modellen toetsen aan de praktijk.
Het was immers niet vanzelfsprekend dat de wolk van Tsjernobyl West-Europa bereikte. Op onze breedte overheersen immers de
westenwinden. In meer dan de helft van de
gevallen was de radioactieve wolk afgedreven naar het oosten, richting Wolgograd, de Kaspische Zee en het Aralmeer. De hele ramp zou dan een Sovjet-Russische aangelegenheid
zijn gebleven. Mogelijk speculeerden de Russen daarop om de hele ramp stil te houden.
Maar het weer heeft er dus anders over beslist. Onder invloed van een Russisch hogedrukgebied wordt een eerste radioactieve wolk met de zuidoostenwind
naar Zweden en Finland gevoerd. Zweedse arbeiders van een kerncentrale blijken daar ineens een dosis radioactiviteit te hebben gekregen.
Eerst wordt er gedacht aan een ramp met een Zweedse reactor. Pas nadien blijkt Tsjernobyl de schuldige.
Vanaf 30 april
1986
ontwikkelt zich boven Bretagne een nieuwe
hogedrukcel
die zich op 1 mei 1986 installeert boven het noorden van Duitsland. De wind draait naar het noordoosten,
de radioactiviteit stroomt naar Centraal-Europa.
Omdat het nieuwe hogedrukgebied verder doorschuift naar de Oostzee, draait de wind opnieuw naar het zuidoosten. Vanuit het noorden van de Alpen komt de wolk onze richting uit.
Dourbes stelt belangrijk hoge concentraties radioactiviteit vast op 1 mei vanaf 23 uur. De wolk bereikt Ukkel op 2 mei vanaf 2 uur 's nachts.
Hierbij dient wel opgemerkt dat de verhoogde radioactiviteit door de aard van de meting maar vanaf ongeveer elf uur 's ochtends beschikbaar is.
Armand Pien
kon in zijn wekelijks weerpraatje met Lutgart Simoens om klokslag elf uur dus nog niet weten wat er aan de hand was...
De biologische schade die de radioactieve wolk aanricht in zijn tocht doorheen Europa, verschilt erg van streek tot streek. 200 km ten noorden van Tsjernobyl wordt een
groot gebied zwaar radioactief besmet door neerslag op 28 en 29 april 1986. Vijfhonderd km ten noordoosten van Tsjernobyl ondergaat de regio Kaluga-Tula-Orel hetzelfde lot.
Vooral gebieden van de ex-Sovjet-Unie worden getroffen.
In Europese landen is de impact minder erg. Maar in Oostenrijk, Zwitserland, het zuiden van Duitsland en delen van Scandinavië worden toch relatief hoge doses gemeten,
omdat het op die plaatsen heeft geregend net toen de radioactieve wolk passeerde. Overigens is het zo dat de kerncentrale na de oorspronkelijke explosie,
waarbij stofdeeltjes tot één kilometer hoog gingen, nog tot 6 mei 1986 radioactiviteit in de lucht heeft gestuurd, als gevolg van brandend grafiet.
Uiteindelijk heeft men op het hele noordelijke halfrond verhoogde kunstmatige radioactiviteit vastgesteld. Het zuidelijk halfrond bleef buiten schot.
Achteraf bekeken kan je stellen dat Tsjernobyl voor Europa een wijze les is geweest. Officiële instanties zijn zich nu meer bewust van de gevaren van kernenergie.
Meer achtergrondinformatie vind je
hier.
Er is na de ramp van Tsjernobyl heel wat veranderd. De computermodellen die worden gebruikt om het weer op middellange termijn te voorspellen, blijken namelijk ook
bruikbaar om verplaatsingen van radioactieve wolken te berekenen. Daarom organiseerden de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO), de Europese Commissie en
het Internationaal Atoom Energie Agentschap eind 1994
een speciale proef: het European Tracer Experiment, kortweg ETEX.
In het Franse Rennes werd 250 kg van een speciaal onschuldig gas (pfc) in de lucht gebracht. Dat gas kan na dagen nog in uiterst verdunde vorm opgespoord worden. Het wordt niet uit
de lucht "gewassen" door de regen en vormt geen gevaar voor de volksgezondheid. Het tijdstip was zo gekozen dat er een westcirculatie stond, aangezien zo'n westcirculatie meest
voorkomt. Bijna twintig landen en veertig organisaties over de hele wereld volgden de verspreiding van het gas en trachtten met behulp van hun wiskundige
atmosfeermodellen de kunstramp zo goed mogelijk te voorspellen.
De resultaten zijn fascinerend maar tegelijk ook heel complex. Het onderzoek toonde alvast aan dat zelfs de beste wiskundige modellen nog maar erg ruwe benaderingen zijn van de werkelijkheid.
Bovendien wisten de onderzoekers perfect waar de kunstramp zou plaatsvinden. We kunnen enkel hopen dat bij een echte ramp (radioactieve of chemische wolk zoals in Seveso en Bhopal)
de nodige positiegegevens snel zullen worden meegedeeld. Vooruitrekenen is in dat geval van levensbelang voor de gezondheid van de bevolking.
Het is dus uiterst belangrijk dat landen bij dergelijke milieurampen
over de grenzen heen samenwerken. Dat het kan, wordt al meer dan honderd jaar bewezen door de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO).
Zelfs ten tijde van het IJzeren Gordijn werden weerkundige gegevens internationaal op routinebasis verspreid.
Een storm stopt niet aan de grens. Een radioactieve wolk ook niet. We kunnen enkel hopen dat ook andere belangrijke gegevens
internationaal en in real time zullen uitgewisseld worden.
Wil je zelf de radioactiviteit in je regio volgen? Dat kan. Telerad is een meetsysteem van 220 Belgische meetstations. Je kan het continu raadplegen
via deze site.
Nog andere vragen?
Statistieken:
Online: 36
Vandaag: 1.129
Laatste week: 7.473
Pagina's: 40.718.759
sinds 15 aug 2010