Waarom zijn er soms schrikkeljaren? Wat is het verschil tussen de Juliaanse en de Gregoriaanse kalender?
In onze tijdrekening zijn er twee belangrijke begrippen: een dag en een jaar. Beide zijn ze heel belangrijk
om de tijd te kennen. Maar ze zijn niet meteen onderling uitwisselbaar en dat is een probleem...
Voor ons mensen is een dag de meest natuurlijke tijdsaanduiding. De opkomst en ondergang van de
zon
is een gevolg
van het draaien van de aarde rond zijn as. De aardas staat niet loodrecht op het vlak waarin we rond de zon
draaien. Dat veroorzaakt de
seizoenen.
Korte dagen, lange dagen, maar toch: één dag is de eenheid waarin we
het makkelijkst de tijd bepalen.
Voor de natuur is een jaar minstens even belangrijk. Elk jaar keren de seizoenen weer. Planten, dieren, rivieren,
allemaal leven ze volgens een duidelijk jaar-patroon. Heel lang geleden al bepaalde
de Griek Hipparchus (190 v.Chr. - 120 v.Chr.) heel nauwkeurig hoe lang de aarde er over doet om éénmaal
rond de zon te draaien. Een volledige omwenteling noemen we het tropisch jaar. Het duurt 365,242347 dagen.
De seizoenen komen dus terug met een periode van 365,242347 dagen.
Mensen leven met de natuur en dus houden ook wij terdege rekening met het begrip "jaar" en met de seizoenen:
zaaien, oogsten, bouwen, werken, leven. Godsdienstige
feesten (bvb.
Pasen) zijn ook gebaseerd op de seizoenen.
En dan beginnen de problemen. Een jaar is geen geheel aantal dagen. Als
je de kalender niet flexibel maakt en kiest voor een vast systeem van 365 dagen per jaar (de Egyptische kalender),
loopt alles al snel uit de pas en begint het nieuwe jaar in de
herfst, of zelfs in volle
zomer.
In 45 v.Chr. bepaalde Julius Caesar dat het jaar zou beginnen op 1 maart en dat er om de vier jaar een schrikkeljaar
zou komen. Op die manier duurde het jaar 365,25 dagen. Een goede benadering van het tropisch jaar, maar niet
perfect. En dus kwamen er in de Middeleeuwen nieuwe problemen.
In heel oude
weerspreuken vinden we daar nog de weerslag van.
"Sint Vitus heeft de langste dag, Sint Lucia doet hem na met
de langste nacht." Sint Vitus valt op 15 juni, Sint Lucia op 13 december. Jawel, de seizoenen waren in de 16de eeuw opgeschoven. Dat zorgde
voor onduidelijkheid over de Paasdatum. Aangezien Pasen het belangrijkste feest van het kerkelijk jaar was, moest er dus opnieuw
ingegrepen worden.
Dat gebeurde in 1582. Paus Gregorius XIII sloeg 10 dagen over. Op donderdag 4 oktober 1582 volgde vrijdag 15 oktober 1582. Op die manier was de kalender opnieuw in de pas met de seizoenen en met de Paasdatum.
Gregorius XIII bepaalde ook dat de eeuwjaren geen schrikkeldagen zouden hebben, tenzij
dat eeuwjaar deelbaar is door 400.
Dat betekent dat bijvoorbeeld 1600, 2000 en 2400 schrikkeljaren zijn, maar 1700, 1800, 1900, 2100, 2200 en 2300 niet.
Door die ingreep duurt een jaar in de Gregoriaanse kalender 365,2425 dagen.
Voor historici is het dus niet altijd makkelijk om exacte data vroeger dan het jaar 1582 te bepalen.
In Zweden is er op 13 december nog altijd het Sint-Luciafeest om het begin van de kerstperiode te vieren. Het is dus een eeuwenoude gewoonte.