Wat betekenen de blauwe, rode en paarse lijnen (met bolletjes en driehoekjes) op de weerkaarten?
Koude en warme luchtsoorten zullen niet zomaar met mekaar mengen. Er is een duidelijk grensvlak aanwezig: de overgang van koude naar warme lucht en
omgekeerd verloopt vrij abrupt. Precies die overgang noemen we een storing of een front. Het is een gebied waar zich traditioneel veel wolken ophouden.
Bij de nadering van een depressie zien we de
barometer dalen en
duiken we plots de warme lucht in: een warmtefront. We tekenen het op de weerkaart als
een rode lijn met aan de voorzijde halve bolletjes.
Nu weten we dat warme lucht stijgt omdat ze lichter is dan koude lucht. De warme lucht zal dus over de koude lucht heen schuiven. De eerste tekenen van
het naderend warmtefront zijn dus in de hoogste luchtlagen zichtbaar: het zijn de hoge cirruswolken. Geleidelijk aan zien we vervolgens de basis van de
wolken zakken. De hemel wordt volgestouwd met middelhoge bewolking. Het is pas als de lage bewolking arriveert, dat we (dikwijls in de vorm van
lichte regen of motregen) het warmtefont aan de grond verwelkomen.
Vervolgens vertoeven we een tijdje in de relatief warme lucht en blijft het zwaarbewolkt en miezerig: de warme sector. Ondertussen nadert de koude lucht
in de vorm van een koufront: op de weerkaarten een blauwe lijn, aan de voorzijde voorzien van driehoekjes. Hier is de opbouw anders. De koude lucht
schuift onder de warme lucht door en manifesteert zich dus eerst aan de grond en in de onderste luchtlagen.
Het koufront gedraagt zich agressiever en jaagt de warme lucht snel de hoogte in. Daardoor zullen de wolken bij een koufront dreigend samenpakken en
kan er veel neerslag vallen, meestal meer dan bij de doortocht van het warmtefront. Hou rekening met
hagel
en/of stortregen. De felste
rukwinden worden in de regel gemeten bij de doortocht van koufronten.
Nu heeft het koufront de neiging om zich sneller te verplaatsen dan het warmtefront. Op de weerkaarten zal de blauwe lijn dus geleidelijk aan de rode
lijn inhalen. Op het ogenblik dat dat gebeurt, komt de koude lucht achter het koufront in contact met de koude lucht voor het warmtefront.
Het zal er dan van afhangen wie van de twee het koudst is: de koudste lucht blijft onderaan, de minder koude lucht vertrekt naar de hoogte: we spreken
dan over een occlusie. Op de weerkaart zie je een paarse lijn met afwisselend driehoekjes en halve bolletjes.
Occlusiefronten zijn meestal minder
onstuimig dan hun koufront-soortgenoten. Occlusies spelen immers in de hogere lagen van de atmosfeer en kunnen dus geen gebruik maken van alle niveaus
om neerslag te produceren.
Het punt waar het koufront het warmtefront inhaalt, is het occlusiepunt. Dikwijls is de neerslag daar het felst. Zolang er een duidelijke beweging zit
in de fronten, hoeven we ons niet meteen zorgen te maken. Af en toe moet het regenen. Maar als zo'n regensysteem vertraagt
(we spreken dan over een "sleper"), dan kan er veel neerslag vallen. In zeldzame gevallen gebeurt het dat het occlusiepunt een hele dag
lang boven dezelfde streek blijft hangen. Dan moet je rekening houden met grote neerslaghoeveelheden.
Soms zie je op een weerkaart ook een of meerdere zwarte gebogen lijnen. Dat zijn buienlijnen, meestal veroorzaakt door een bel koude lucht in de hogere
luchtlagen.
Nog andere vragen?
Statistieken:
Online: 33
Vandaag: 385
Laatste week: 8.081
Pagina's: 40.727.362
sinds 15 aug 2010